Begroting 2019

Financiering

Treasuryfunctie en -beleid
Treasury is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. En dit op een zodanige wijze, dat risico’s en kosten worden geminimaliseerd en opbrengsten worden geoptimaliseerd.

De wettelijke kaders voor de uitvoering van de treasuryfunctie liggen onder andere vast in de wet financiering decentrale overheden (fido) en de daarbij behorende ministeriële regelingen en de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof). De kaders voor de treasuryfunctie zijn vastgelegd in het Treasurystatuut. Daarin ligt de beleidsmatige infrastructuur van de treasuryfunctie vast in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Ook besteedt het treasurystatuut aandacht aan de bevoegdheden en administratieve organisatie.

Schatkistbankieren
Om beter kunnen voldoen aan de door Europa gestelde begrotingsdiscipline is sinds 15 december 2013 een daartoe strekkende wijziging van de wet Financiering decentrale overheden (fido) van kracht. Met ingang van die datum zijn decentrale overheden verplicht tot schatkistbankieren zonder leenfaciliteit. Dit betekent dat overtollige kasmiddelen niet langer ‘in de markt’ uitgezet kunnen worden maar alleen bij 's Rijks schatkist, zijnde het ministerie van Financiën, en overige decentrale (mede)overheden. Dat kan van grote invloed op de treasuryfunctie en het financieringsresultaat van decentrale overheden.

Beleidskader 2019 - 2022
De huidige inschatting is dat de komende jaren sprake zal zijn van een zich stabiliserend en met ingang van 2019 zelfs afnemend financieringstekort dat onder de maximale overeengekomen grens van € 55 mln. zal blijven.
Ten opzichte van de voorspellingen in de niet vastgestelde begroting voor 2017 laat het herstelplan zich gelden: De verwachting is dat de omvang van de aangetrokken financiering vermindert. Hiervoor is het wel noodzakelijk dat de gemeentelijke meerjarenbegroting een liquiditeitensurplus bevat zodat aan de jaarlijkse aflossingen kan worden voldaan zonder per saldo nieuwe financiering hoeft te worden aangetrokken. De te realiseren verkoopopbrengsten op de Duivenvoorde-corridor spelen hierin een essentiële rol. Essentieel, omdat de liquiditeitengenererende capaciteit van de lopende begroting iets achterblijft bij het totaal van de in deze meerjarenbegroting voorgenomen investeringen. In wezen zijn de afschrijvingen daarmee van onvoldoende omvang om nieuwe aanvullende investeringen liquiditeitstechnisch op te kunnen vangen.
Om de rentekosten laag te houden wordt een zo groot mogelijk beroep gedaan op het rekening-courantkrediet van de BNG en overige (korte termijn)mogelijkheden voor zover deze goedkoper zijn dan het BNG-rekening courant-tarief. Deze wijze van financiering wordt beperkt door de maximaal aan te trekken hoeveelheid korte middelen die tot uitdrukking komt in de kasgeldlimiet. Daarnaast zijn de verwachtingen omtrent de ontwikkeling van de geldmarkt- en de kapitaalmarktrente uiteraard een belangrijke andere factor bij het bepalen van het tijdstip waarop en van de looptijd waarvoor eventueel gelden worden aangetrokken.
Pas wanneer het rekening-courantkrediet volledig is gebruikt en daarbij overschrijding van de maximaal toegestane termijn van 3 opvolgende kwartalen van de kasgeldlimiet dreigt, wordt op basis van de financieringsbehoefte en de liquiditeitenplaning de kapitaalmarkt betreden.
Met ingang van 2014 is het schatkistbankieren zonder leenfaciliteit verplicht waardoor het wegzetten van tijdelijk overtollige geldmiddelen bij onze huisbankier slechts voor 0,75% van het begrotingstotaal is toegestaan. Aangezien Voorschoten een structurele financieringsbehoefte heeft, is het schatkistbankieren van verwaarloosbare invloed op het Voorschotense treasurybeleid.

Omdat de rentevergoeding op verplicht bij het Rijk aangehouden kasoverschotten achterblijft bij de geldende vergoedingen in de markt wordt de optie van het betrekken van de aanvullende financiering bij andere decentrale overheden nadrukkelijk open gehouden. Dit is een mogelijkheid die onder het schatkistbankieren bestaat en die voor beide partijen beter rendeert dan het aanhouden van tegoeden in de vorm van deposito’s bij het Rijk.
Hierbij zal mogelijk gebruik worden gemaakt van de standaardisatie van contracten die BNG Vermogensbeheer B.V. (onderdeel van de Bank Nederlandse Gemeenten) kan bieden. Afhankelijk van de te betalen tarieven kunnen kapitaalmarktleningen ook worden aangetrokken via andere hierin gespecialiseerde financiële instellingen.

Financieringspositie 2019
Begin 2019 bestaat de beleggings- en financieringsportefeuille ad € 32,8 miljoen naar verwachting uit:

Tabel 48 Overzicht beleggings- en financieringsportefeuille

Uitgezette / aangetrokken middelen

Looptijd

Bedrag
1-jan-2019 (x € 1.000)

Gemiddelde rente
(in %)

Expiratie

Opgenomen gelden

Langlopende leningen

5 - 40 jaar

- 35.659

2,65

2018 - 2052

BNG rekening courant

- 4.447

0,0

Uitgezette gelden

BNG lening

15 jaar

4.800

3,97

2020

Leningen i.k.v. publieke taak

div.

2.483

div.

div.

Schatkistbankieren rekening courant

0

Saldo uitzettingen en opgenomen middelen

-32.823

Ontwikkeling liquiditeit
In de berekening van de korte termijn liquiditeitsprognose dienen de lange termijn-/ kapitaalmarkt posities buiten beschouwing te worden gelaten. Aldus gecorrigeerd heeft het bovenstaande overzicht van de beleggings- en financieringsportefeuille van begin 2019 naar verwachting een tekort van ca. € 8,6 mi ljoen in zich. Dit wordt voor maximaal € 4,5 mln. gedekt worden met kort geld (zie Kasgeldlimiet). Het verschil van € 4,1 mln. zal op basis van deze verwachtingen nog in 2018 aanvullend met zgn. lang geld moeten worden gedekt.

De meerjarenbalans wordt opgesteld op basis van een voortschrijdend inzicht voor de realistische ontwikkeling van de verschillende balansposten. Van alle uit eerdere besluitvorming openstaande (investerings-) kredieten wordt bijv. een inschatting gemaakt wanneer hier daadwerkelijk uitgaven voor gedaan zullen worden. Maximaal wordt uitgegaan van een behoudende doch realistische inschatting van de ontwikkeling van de investeringsuitgaven van rond de € 4,0 miljoen per jaar. Dit om te voorkomen dat de gepresenteerde verwachte waarde van de rekening courant met het Rijk dan wel het financieringssaldo aan het begin van het begrotingsjaar voor de gerealiseerde onderuitputting op de investeringsuitgaven afwijkt van de waarde zoals die uit de jaarrekening zal volgen. Wat betreft de ontwikkeling van de grondexploitaties worden de verwachtingen ook geactualiseerd ten opzichte van hetgeen hierover in het MPG 2018 is opgenomen.
De ontwikkeling van de voorzieningen is gebaseerd op het besluit om het onderhoud van de openbare ruimte op een niveau C uit te voeren.
De in de financiële begroting en bijlagen opgenomen bedragen voor balansposten zijn uiteraard nog wel opgesteld conform de besluitvorming; van een aangepaste investeringsplanning is daar geen sprake.

De geprognosticeerde balans voor 2018 - 2022 geeft het volgende beeld:

Tabel 49 Geprognostisceerde balans 2018-2022 (bedragen * € 1.000,-)

Boekwaarde per 31 december

2018

2019

2020

2021

2022

ACTIVA

Immateriële vaste activa

Bijdrage aan activa in eigendom van derden

9.000

9.000

9.000

8.700

8.400

Materiële vaste activa

Volgens staat C

56.294

57.659

59.059

60.100

60.345

Financiële vaste activa

Aan woningbouwcorporaties

984

509

0

0

0

Overige langlopende leningen u/g

6.299

6.245

1.391

1.372

1.353

Deelnemingen

290

290

290

290

290

Voorraden

MPG (bouwgrondexploitaties)

9.521

5.107

3.627

1.845

216

Uitzettingen < 1 jaar

Vorderingen openbare lichamen *

3.294

3.294

3.294

3.294

3.294

Rek Courant met Rijk

0

0

0

0

0

Overig *

3.511

3.511

3.511

3.511

3.511

Liquide middelen **

0

0

0

0

0

Overlopende activa *

3.364

3.364

3.364

3.364

3.364

Totaal activa/investeringen

92.558

88.980

83.536

82.476

80.774

PASSIVA

Eigen Vermogen

   Algemene reserves

22.448

22.238

22.157

22.107

22.058

   Bestemmingsreserves

10.077

8.988

8.335

7.480

6.734

Vreemd Vermogen

Voorzieningen

9.972

9.526

9.394

9.335

9.873

Vaste geldleningen

35.659

33.704

29.149

29.052

27.646

Kortlopende schulden < 1 jaar

Banksaldi ***

4.447

4.568

4.547

4.547

4.508

Overige schulden *

2.773

2.773

2.773

2.773

2.773

Overlopende passiva *

7.183

7.183

7.183

7.183

7.183

Totaal passiva/financiering

92.558

88.980

83.536

82.476

80.774

*Deze posten die eigenlijk uit de bedrijfsvoering volgen, zijn gebaseerd op het 3-jaarsgemiddelde van de jaarrekeningen over 2015, 2016 en 2017.
** Indien van toepassing is de post liquide middelen gebaseerd op het maximaal onder het schatkistbankieren aan te houden banksaldo.
*** De post banksaldi wordt bepaald op de kasgeldlimiet.

Tabel 50 Schuldpositie (bedragen * € 1.000,-)

Schuldpositie per 31 december

2018

2019

2020

2021

2022

1

Herfinanciering

5.400

11.432

7.327

7.232

8.158

2

Nieuwe financieringsbehoefte

3.206

2.613

-9

4.449

3.102

Financieringstekort (1 + 2)

8.606

14.045

7.319

11.681

11.261

-

waarvan maximaal kort te financieren

4.447

4.568

4.547

4.547

4.508

-

waarvan lang te financieren

4.159

9.477

2.772

7.134

6.752

Resulterende lange financiering

35.659

33.704

29.149

29.052

27.646

Netto schuldquote

79,4%

72,7%

63,6%

63,5%

61,2%

Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle leningen

64,9%

59,8%

60,9%

60,9%

58,6%

Totale financiering (lang en kort)

40.106

38.272

33.695

33.598

32.154

Schuldenplafond

55.000

55.000

55.000

55.000

55.000

Ruimte onder schuldenplafond

14.894

16.729

21.307

21.405

22.850

In 2019 is naar verwachting sprake van een financieringstekort van € 14,0 mln. Hiervan wordt € 11,4 mln. veroorzaakt door herfinanciering van aflossingen en betreft € 2,6 mln. nieuwe financieringsbehoefte.
Aflossingsverplichtingen zijn de voornaamste oorzaak van het financieringstekort. In 2019 is sprake van aflossing van de enige ‘bullet’-lening van € 6,0 mln. (aflossing ineens) naast de reguliere jaarlijkse aflossingen. De nog resterende investeringen in Vlietwijk, investeringen uit hoofde van het vGRP en het afvalbeleidsplan en vervangingsinvesteringen in de bedrijfsmiddelen dragen daarnaast bij aan het financieringstekort over 2019.
Ultimo 2019 zal naar verwachting sprake zijn van een totale schuld (lang én kort) van € 38,3 mln. Eind 2022 zal dit op basis van de thans bekende investerings-voornemens en de verwachte voortgang van de grondexploitaties zijn afgenomen tot € 32,2 mln. Geconstateerd wordt dat met het volgen van de geactualiseerde investeringsplanning het overeengekomen schuldenplafond van € 55 mln. niet overschreden zal worden.

Met het vaststellen van deze begroting wordt de verwachte omvang van het cumulatieve financieringstekort per ultimo 2019 van € 14,0 mln. als kader voor de tot eind 2019 (maximaal) aan te trekken financiering benoemd. De daadwerkelijk aan te trekken financiering is afhankelijk van de feitelijke realisatie en de hoeveelheid kort geld tot maximaal de kasgeldlimiet, maar zal dit kader niet te buiten mogen gaan zonder instemming van de raad.

Schuldquote
Binnen de integrale financiering zal Voorschoten per 1 januari 2019 naar verwachting voor € 35,7 mln. aan langlopende geldleningen en € 4,4 mln. aan rekening courant aangetrokken hebben. Hierbij hoort een netto schuldquote van ongeveer 79%. Dit betekent dat per saldo sprake is van een schuldpositie van ongeveer 79% van de baten in de gemeentelijke exploitatie (vóór beschikking over reserves). De schuldquote loopt in 2019 af naar 73% en in de jaren daarna verder af tot ca. 61% (zie tabel 50).

Renteontwikkeling 2019
Sinds de laatste aanpassing van 10 maart 2016 door de Europese Centrale Bank van het tarief voor de herfinancieringsrente bedraagt deze de historisch lage 0,00 %. Banken kunnen dus "om-niet" kort geld lenen bij de ECB. Op de interbancaire geldmarkt geldt evenwel nog altijd een nog lager 3-maandstarief van –0,32 %.
De Nederlandse economie groeit in 2018 en 2019 met resp. 2,7% en 2,5% naar verwachting meer dan die van de gehele Eurozone (resp. 2,1% en 1,8%). De Nederlandse inflatie is in 2019 met 2,3% iets hoger dan het Euro-gemiddelde. Dit komt mede door de verhoging van de BTW.
De korte rente handhaaft zich waarschijnlijk op het huidige niveau. De lange rentetarieven zullen onder invloed van het economisch herstel iets oplopen.
Uitgaande van het Economisch beeld van BNG van 20 augustus jl. wordt halverwege 2018 een korte (3 maands)rente van ca. -0,20 % verwacht voor kasgeld. De depositovergoedingen van het agentschap van het Ministerie van Financiën lopen daardoor ook in 2018 iets verder terug naar –0,4%. De verwachting voor de 10-jaarsrente aan het begin van 2018 bedraagt afgerond 0,8 %. De verwachte gemiddelde 10-jaarsrente over 2019 bedraagt 1,1 %

Resultaat externe rente 2019
Op basis van bovenstaande ontwikkelin gen en v erwachtingen wordt in 2019 per saldo een negatief rente- en beleggingsresultaat van € 426.000 geraamd. Dit saldo bestaat voor € 654.000 uit financieringslasten en voor € 228.000 uit rentebat en op verstrekte geldleningen

Risicobeheer
Alle treasury-activiteiten vinden plaats binnen de kaders, richtlijnen en limieten als vastgesteld in het Treasurystatuut en overige wetgeving.

Toezichtnormen
De kasgeldlimiet stelt een bovengrens aan de netto-vlottende schuld en beperkt daarmee het renterisico op de korte schuld. De limiet wordt bepaald voor korte financiering met een rente-typische looptijd van maximaal 1 jaar en wordt gerelateerd aan het begrotingstotaal.
Met een begrotingstotaal van ca. € 53,7 miljoen bedraagt de kasgeldlimiet voor 2019 € 4.568.000 (8,5%). Ten opzichte van de begroting voor 2018 neemt hierdoor het bedrag met € 121.000 toe dat aan korte termijnfinanciering kan worden aangetrokken ter financiering van de publieke taak.

Onderstaande prognose van de ontwikkeling van de kasgeldlimiet geeft aan, dat begin 2019 reeds voor € 4,0 mln. aan aanvullende lange financiering aangetrokken dient te zijn na maximale financiering onder de kasgeldlimiet 2018 van € 4,6mln.
In de loop van 2019 loopt de behoefte naar verwachting aan aanvullende lange financiering verder op naar € 12,8 mln. (cumulatief) aan het eind van het vierde kwartaal.

Tabel 51 Prognose kasgeldlimiet (bedragen * € 1.000,-)

Prognose kasgeldlimiet 2019 aan het begin van het kwartaal

1e kwart.

2e kwart.

3e kwart.

4e kwart.

Gemiddeld liquiditeitssaldo (bruto)

-8.606

-10.797

-12.989

-15.181

Kasgeldlimiet (incl. grex)

4.568

4.568

4.568

4.568

Ruimte onder de kasgeldlimiet

Overschrijding van de kasgeldlimiet
= aan te trekken lange financiering

4.037

6.229

8.421

10.612

Het renterisico op de vaste schuld mag de renterisiconorm in beginsel niet overschrijden. De renterisiconorm van 20% van het begrotingstotaal wordt in meerjarenperspectief alleen in 2019 in beperkte mate  overschreden. De aflossing van de enige ‘bullet’-lening van € 6,0 mln. is hier debet aan. Om dergelijke overschrijdingen in de toekomst te vermijden wordt nieuw benodigde lange financiering in beginsel niet in de vorm van ‘bullets’ aangetrokken maar alleen met jaarlijkse aflossing.

Tabel 52 Renterisico vaste schuld (bedragen * € 1.000,-)

Renterisico

vaste schuld

2019

2020

2021

2022

1

Renteherzieningen

0

0

0

0

2

Aflossingen

11.432

7.327

7.232

8.158

3

Renterisico (1 + 2)

11.432

7.327

7.232

8.158

4

Renterisiconorm

10.749

10.698

10.698

10.608

5a

Ruimte onder renterisiconorm

3.371

3.466

2.449

5b

Overschrijding renterisiconorm

-683

4a

Begrotingstotaal (incl grex)

53.744

53.489

53.489

53.039

4b

percentage regeling

20%

20%

20%

20%

4

Renterisiconorm

10.749

10.698

10.698

10.608

Wet Houdbare Overheidsfinanciën
Volgens Europese regelgeving mogen EU-lidstaten een begrotingstekort (EMU-saldo) hebben van maximaal 3% van het bruto binnenlands product (BBP). In 2013 is de Wet houdbare overheids-financiën aangenomen waarmee decentrale overheden een gelijkwaardige inspanning leveren bij het streven te voldoen aan de Europese begrotingsdoelstellingen. De wet komt er op neer dat het begrotingstekort (lees: de geldschepping) door alle medeoverheden beperkt dient te blijven tot een jaarlijks afnemende afgeleide norm van voor 2018 inmiddels 0,3% van het bruto binnenlands product (bbp). Om hun EMU-saldo te kunnen monitoren zouden voor gemeenten en provincies jaarlijks individuele EMU-referentiewaarden worden gepubliceerd. Sinds 2015 heeft dit evenwel niet plaatsgevonden.
Eind september is het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen waarin de referentiewaarden voor 2019 zullen worden voorgesteld. Ze kunnen pas 4 weken nadat de minister van Financiën de Staten-Generaal daarover heeft geïnformeerd worden vastgesteld.

In de afgelopen kabinetsperiode zijn er geen overschrijdingen van de macronorm opgetreden en er zijn dan ook geen sancties opgelegd. Bestuurlijk was overigens overeengekomen dat op daadwerkelijke overschrijdingen geen sancties zouden volgen.
Dreigt de landelijke macronorm in de nieuwe kabinetsperiode overschreden te worden dan zullen wellicht maatregelen genomen worden waarbij de individuele referentiewaarden en eventuele overschrijding daarvan als aanknopingspunten dienen. Vooralsnog wordt een overschrijding van die landelijke norm evenwel niet voorzien.

In 2015 bedroeg de referentiewaarde voor Voorschoten uitgaande van de oorspronkelijke 0,5%-norm € 2,162 mln., voor 2018 is er geen harde referentiewaarde opgelegd.
In onderstaand overzicht is de geactualiseerde berekening van de EMU-saldi voor de jaren 2018 tot en met 2022 weergegeven. Het zijn met name de uit voorgaande jaren openstaande investeringen en de grondexploitatie die de saldi beïnvloeden. Het EMU-saldo voor Voorschoten voor 2019 komt uit op + € 1,6 miljoen. Het betekent dat in EMU-termen de inkomsten € 1,6 miljoen groter zijn de uitgaven.

Tabel 53 Berekening Emu-saldo (bedragen * € 1.000,-)

Berekening EMU-saldo

Vraag

2018

2019

2020

2021

2022

Volgens realisatie tot en met juni 2018, aangevuld met raming resterende periode

volgens begroting 2019

 +

1

Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c)

-2.350

-1.296

-136

-157

-476

 +

2

Afschrijvingen ten laste van de exploitatie

2.599

2.635

2.601

2.959

2.991

 +

3

Bruto dotaties aan de post voorzieningen ten laste van de exploitatie

2.482

1.237

1.359

1.482

1.482

 -

4

Investeringen in (im)materiële vaste activa die op de balans worden geactiveerd

2.545

4.000

4.000

4.000

3.237

 +

5

Baten uit bijdragen van andere overheden, de Europese Unie en overigen, die niet op de exploitatie zijn verantwoord en niet al in mindering zijn gebracht bij post 4

0

0

0

0

0

6

Desinvesteringen in (im)materiële vaste activa:

 +

Baten uit desinvesteringen in (im)materiële vaste activa (tegen verkoopprijs), voor zover niet op exploitatie verantwoord

307

0

0

0

0

 -

7

Aankoop van grond en de uitgaven aan bouw-, woonrijp maken e.d. (alleen transacties met derden die niet op de exploitatie staan)

503

3.277

444

214

146

8

Baten bouwgrondexploitatie:

 +

Baten voorzover transacties niet op exploitatie verantwoord

0

7.931

2.032

2.032

1.753

 -

9

Lasten op balanspost Voorzieningen voorzover deze transacties met derden betreffen

2.449

1.657

1.465

1.491

895

 -

10

Lasten ivm transacties met derden, die niet via de onder post 1 genoemde exploitatie lopen, maar rechtstreeks ten laste van de reserves (inclusief fondsen en dergelijke) worden gebracht en die nog niet vallen onder één van bovenstaande posten

0

0

0

0

0

11

Verkoop van effecten:

11a

Gaat u effecten verkopen? (ja/nee)

nee

nee

nee

nee

nee

 -

11b

Zo ja wat is bij verkoop de verwachte boekwinst op de exploitatie?

0

0

0

0

0

Berekend EMU-saldo

-2.459

1.574

-53

611

1.473

*aangevuld met raming resterende periode

De bijgestelde verwachting voor 2018 laat een geldscheppend effect zien dat iets boven het niveau van de (theoretische) referentiewaarde uitkomt. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat van het thans openstaande investeringstotaal van € 7,7 mln. naar verwachting in 2018 voor € 2,5 mln. uitgegeven zal worden. Het restant wordt doorgeschoven naar latere jaren waarbij er van wordt uitgegaan dat de maximale jaarlijkse investeringscapaciteit van de werkorganisatie ca. € 4,0 mln. bedraagt. Ook voor wat betreft het meerjarenperspectief wordt geen overschrijding van de referentiewaarde voor de geldschepping verwacht.

Tabel 54
Berekening renteresultaat 2019

a.

 Externe rentelasten over de lange en korte financiering

654.528

b.

 Externe rentebaten

228.159

-

Totaal door te rekenen externe rente

426.369

c1.

Rente toe te rekenen aan grondexploitaties

144.977

 -

c2.

Rente projectfinanciering toe te rekenen aan taakveld

0

 -

c3.

Rentebaten van doorverstrekte leningen indien daar

0

 +

projectfinanciering voor is aangetrokken

Aan taakvelden toe te rekenen externe rente

281.392

d1.

Rente over eigen vermogen

0

 +

d2.

Rente over voorzieningen

26.460

 +

Aan taakvelden toe te rekenen rente

307.852

e.

Werkelijk aan taakvelden toegerekende rente

614.072

 -

f.

Renteresultaat op het taakveld Treasury

-306.220

Berekening omslagrente 2019
De aan de taakvelden toe te rekenen rente bedraagt € 307.852. Afgezet tegen een boekwaarde van de geactiveerde investeringen van ca. € 61,4 mln. resulteert een naar boven afgeronde omslagrente van 1,0%.

Tabel 55
Kasstroomoverzicht (Staat van herkomst en besteding der middelen)

Bedragen x € 1.000

Begroting 2019

Toename:

Stortingen in reserves

92

Stortingen in voorzieningen

1.211

Afschrijvingen

2.635

Aflossingen verstrekte geldleningen

529

Afname voorraad bouwgrondexploitatie

4.413

Toename langlopende schulden

9.477

Begrotingssaldo

3

totale toename

18.360

Afname:

Netto investeringen

-4.000

Afname vaste schulden

-11.432

Beschikking over reserves

-1.391

Beschikking over voorzieningen

-1.655

totale afname

-18.478

Mutatie liquide middelen

-118

Waarvan:
Toename beroep rekening courant (= mutatie kasgeldlimiet)   -121
Begrotingssaldo (nog niet bestemd)   3

De mutatie van liquide middelen van € 121.000 komt overeen met het toegenomen beroep op de rekening-courantfaciliteit bij BNG tot het maximale bedrag dat onder de kasgeldlimiet kort geleend mag worden in 2019.